Geen minimumtarief voor ZZP’ers
Het kabinet ziet af van de invoering van een minimumtarief voor zelfstandigen en een zelfstandigenverklaring. De administratieve lasten zijn te hoog en de effectiviteit is twijfelachtig, schrijft minister Koolmees (Sociale Zaken) aan de Tweede Kamer.
De regering introduceerde de plannen vorig jaar, maar kreeg daar veel kritiek op. Desondanks blijven zelfstandigen kwetsbaar; ze hebben sinds het begin van de crisis gemiddeld 23% minder uren gemaakt. Bovendien is er veel gebruik gemaakt van de TOZO-regeling, schrijft Koolmees. ‘Daaruit blijkt dat zelfstandigen een buitengewoon zware tijd doormaken. Het kabinet is zich daar terdege van bewust en houdt er rekening mee in haar overwegingen en de timing van eventuele maatregelen. Deze uitzonderlijke situatie kan niet als normaal ondernemersrisico aangemerkt worden. Het compleet wegvallen van mogelijkheden om te werken, is uniek.’ Juist de crisis maakt duidelijk dat een groot deel van de zelfstandigen zich in een uiterst kwetsbare positie bevindt, vervolgt de minister. ‘Gebrekkige bescherming, onduidelijkheid over de kwalificatie van de arbeidsrelatie en onwenselijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden laten in het licht van deze crisis zien dat hervormingen op de arbeidsmarkt nodig zijn. Voor een grote groep op de arbeidsmarkt is het vangnet onvoldoende en zijn de financiële buffers beperkt. Dat is onwenselijk.’
Veel knelpunten minimumtarief
Invoering van een minimumtarief voor zzp’ers stuit op een aantal obstakels, aldus Koolmees. ‘De diverse (uitvoerings)toetsen, de gesprekken met het veld en de internetconsultatie hebben bij het wetsvoorstel voor een minimumtarief voor zelfstandigen en een zelfstandigenverklaring een aanzienlijk aantal knelpunten aan het licht gebracht. Daarnaast is ook de Commissie Regulering van werk kritisch op de voorstellen. In algemene zin kan gezegd worden dat naar voren komt dat de gekozen maatregelen grote administratieve lasten met zich brengen, voor veel onduidelijkheid zorgen, geen draagvlak hebben, en niet uitvoerbaar en handhaafbaar zijn voor de uitvoerende instanties.’ Onder meer is tijdens de internetconsultatie aangegeven dat er sprake is van een fundamentele verschuiving van het ondernemersrisico (van een verkeerde inschatting van uren en kosten vooraf) naar een risico voor de opdrachtgever en dat de opgelegde tarieven niet passen bij het ondernemerschap.’
Direct en indirect
Het juiste tarief vaststellen vereist uitgebreide administratie van gewerkte uren en gemaakte kosten bij de opdrachtnemer en bij de opdrachtgever. ‘Uit de consultatie van het wetsvoorstel blijkt dat met name het onderscheid tussen directe en indirecte kosten en uren ervoor zorgt dat zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers het onduidelijk vinden op welke wijze het uurtarief moet worden berekend.’ Dat zijn de voornaamste knelpunten, aldus de minister en het is niet mogelijk om er eenvoudig toepasbare regels voor te bedenken. Ook blijft ontduiking mogelijk.
Zelfstandigenverklaring
Het gebruik van de zelfstandigenverklaring voor ZZP’ers die boven het minimumtarief zitten, stuit op dezelfde bezwaren. ‘Het gebruik van de zelfstandigenverklaring is immers ook gekoppeld aan een tarief per uur. Ook hier blijkt uit de consultatie dat de berekening van het uurtarief als zeer complex wordt ervaren en de administratieve lasten als zeer hoog. Daarnaast is specifiek voor de zelfstandigenverklaring naar voren gebracht dat deze maatregel de solidariteit binnen het stelsel van werknemersverzekeringen ondergraaft en wordt het als oneerlijk ervaren dat er bij een hoog uurtarief andere regels gelden.’ Een alternatief voor het minimumtarief en de zelfstandigenverklaring is niet voorhanden. ‘Dit en het ontbreken van draagvlak voor de vormgeving, de grote administratieve lasten, en het niet uitvoerbaar- en handhaafbaar zijn van beide maatregelen heeft het kabinet doen besluiten het minimumtarief voor zelfstandigen en de zelfstandigenverklaring niet verder uit te werken.’
Webmodule
Wel werkt het kabinet aan andere maatregelen om de positie van zelfstandigen te beschermen en schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Op dat laatste vlak moet een webmodule uitkomst gaan bieden. Die moet op basis van ingevulde gegevens een oordeel vellen of er sprake is van een dienstbetrekking of niet. ‘In een aantal gevallen zal de webmodule geen oordeel kunnen vellen, hetgeen ook inzicht biedt voor de opdrachtgever omdat daaruit blijkt dat het in ieder geval niet buiten twijfel is dat sprake is van werken buiten dienstbetrekking.’ Een test wijst uit dat in ongeveer de helft van de gevallen de indicatie dienstbetrekking wordt gegeven in een casus waar de opdrachtgever is uitgegaan van werken buiten dienstbetrekking. ‘Dat lijkt erop te wijzen dat naleving van het wettelijk kader beperkt is.’ In ongeveer een kwart van de onderzochte casussen was de uitkomst ondubbelzinnig ‘werken buiten dienstbetrekking’.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!